Sophie Jansen, docente Nederlands op middelbare school De Nassau, heeft onlangs haar derde boek uitgebracht: Wat je niet zegt. In dit verhaal volgen lezers Luna en Pjotr, twee jongeren in hun eindexamenjaar, die ieder worstelen met persoonlijke problemen. Luna ontdekt dat ze een darmziekte heeft en merkt dat haar lichaam niet naar behoren functioneert. Pjotr, haar vriend, heeft moeite met de nieuwe vriend van zijn moeder. Hoewel ze een relatie hebben, groeien ze uit elkaar omdat ze niet durven praten over wat hen echt bezighoudt.
De schrijfster, zelf 29 jaar, liet zich inspireren door haar eigen ervaringen met ziekte. “Ik ben door een soortgelijk traject gegaan,” vertelt Sophie. “Mijn arts heeft me zelfs geholpen om bepaalde medische details in het boek kloppend te maken.” Ze hoopt met Wat je niet zegt meer aandacht te genereren voor onderwerpen waar vaak weinig over gesproken wordt. “Er wordt nauwelijks over geschreven. Dit boek is mijn manier om dat te veranderen.”
Naast de zware thema’s bevat het boek ook lichtere elementen, zoals de voorbereidingen voor de eindexamenstunt, een rode draad die de personages en hun klasgenoten verbindt.
Leerlingen als sparringpartners
Bijzonder aan dit boek is de rol van Sophie’s eigen leerlingen. “Ik vind het belangrijk dat lezers zich echt herkennen in het verhaal,” legt ze uit. “Daarom laat ik mijn leerlingen regelmatig meelezen. Ze geven feedback op scènes of dialogen die volgens hen niet realistisch zijn.”
Een voorbeeld is een romantische scène waarin Luna en Pjotr elkaar een kus geven in de aula. “Blijkbaar gebeurt dat niet meer; een knuffel is tegenwoordig gebruikelijker. Dat soort input neem ik dan mee,” zegt Sophie lachend. Ondanks haar jonge leeftijd merkt ze dat de woordenschat en gewoontes van jongeren snel veranderen.
Derde boek met maatschappelijk thema
Wat je niet zegt is Sophie’s derde boek. Haar eerdere werk Volg me gaat ook over jongeren en snijdt eveneens maatschappelijke thema’s aan. “Ik wil taboes doorbreken en onderwerpen bespreekbaar maken,” zegt ze. “Jongeren kunnen zich hierdoor hopelijk gesteund voelen.”